Fruitbomen worden altijd geënt: dat betekent dat je een onderstam hebt en daarop is het ras geënt. Bij de aanschaf van hoogstambomen is het belangrijk om op de onderstam te letten. Vaak denken toekomstige hoogstameigenaren dat alle hoogstammen op zaailing staan (evenals trouwens veel medewerkers van bijv. tuincentra). Dat is echter lang niet altijd zo, zeker niet bij appelbomen!
Vroeger werden hoogstamappelbomen altijd gekweekt op zaailing-onderstammen: dat is de sterkste onderstam die in de loop van de tijd zorgt voor de karakteristieke grote appelbomen. Maar voor de appels worden door sommige kwekers ook andere onderstammen gebruikt. Die hebben namen als MM111 of M11 of M16. Die zorgen ervoor dat de boom minder groot wordt en eerder vruchtbaar.

Als je niet veel ruimte hebt voor een hoogstamboom en niet zo lang op fruit wilt wachten (10 jaar bij veel hoogstamrassen op zaailingonderstam) dan is zo’n zwakker groeiende onderstam wel handig. Nadeel is echter wel dat de onderstam een compacte kluit houdt en dat je risico loopt dat de boom scheef groeit. Ook blijkt dat de bomen eerder ouder worden en zeker niet de 60-100 jaar kunnen halen, wat wel kan bij bomen op zaailingonderstammen.
Als u in een hoogstamboomgaard met oude grote bomen nieuwe bomen wilt aanplanten, zorgt u er dan bij de kweker voor dat u hoogstambomen op een zaailingonderstam krijgt. Zoals gezegd, veel appelhoogstammen staan op zwakkere onderstammen. Hoogstamperen staan in principe altijd op zaailingonderstammen, net als zoete kersen. Pruimen kunnen op verschillende onderstammen staan: sterke onderstammen heten Brompton en Myrobalan.